“Als mijn onderneming de coronacrisis overleeft, dàn kan ik ondernemen”, zei ik tegen mijn gesprekspartner door de telefoon. “Als ik mijn onderneming door de crisis heen kan loodsen, dan bén ik een ondernemer”, dacht ik bij mezelf. “Dan durf ik mijzelf wel een ondernemer te noemen.” Het is toch een soort geuzennaam. Zeker na deze strijd die we met zijn allen geleverd hebben.
Ik weet nog goed, zondagavond 15 maart, rond 20.00 uur ’s avonds, kwam het bericht van de KNHS en de FNRS dat aangesloten hippische bedrijven in lockdown gingen. Mijn onderneming is gevestigd op een vijfsterrenaccomodatie, dus ik belde de stalhouder om te informeren welke consequenties deze ukaze had voor mijn onderneming. En voor de andere ondernemers die op deze locatie gevestigd zijn. Dat was duidelijk: we zaten allemaal in hetzelfde schuitje. Geen klanten van buitenaf. Voor mijn onderneming gold dat ik in ieder geval nog wel de paarden van pensionklanten van onze accommodatie mocht ontvangen voor aquatraining. Zo hadden we in ieder geval nog wat inkomsten. En bovendien stonden de revalidatieboxen nog vol, dus die drie weken die aangekondigd waren, tot 6 april, die zouden we wel overleven, redeneerde ik.
Op 18 maart kwam mijn man ’s avonds thuis van zijn werk. Als partner bij een wereldwijd opererende maatschap is hij ook ondernemer. De klanten van zijn onderneming kennen we allemaal. Grote merken en grote bedrijven. De pijlers van ons kapitalistisch model. Hij wist toen al te vertellen welke bedrijven in grote problemen kwamen, waar duizenden banen op de tocht stonden. Waar niets meer geproduceerd werd, dus ook niet verkocht. Ook hun eigen maatschap zat in zwaar weer. In elke hoofdstad van de wereld een kantoor op een A-locatie …… en al die landen zaten in lockdown. Miljoenen verlies per week. Dus alle partners waren gesommeerd hun eigen winstaandeel weer terug te storten in het bedrijf. Ook dat is ondernemen: niets verdienen. Maar goed, dat winstaandeel is ons gezinsinkomen. Dus dat werd interen op de reserves. Ik zou toch mijn bedrijf uitbreiden met een educatiecentrum, een veterinaire ruimte en een speciale bak voor het grondwerk? Nou dat ging mooi niet door natuurlijk. Voortaan zou Horses in Hands haar eigen broek op moeten houden.
Vanaf die datum was het voor ons bloedserieus crisis. In de media werden alleen berichten getoond over nieuwe besmettingen, mondkapjes, handen wassen en werd als luchtige tegenhanger vooral benadrukt hoe positief het was om thuis te zijn met het en weer eens tijd te hebben voor het gezin, om met elkaar een bordspel te spelen, om zelf soep te maken met verse groenten uit eigen tuin, of meer van dat soort tips die je zelf ook wel kan bedenken als je alle tijd van de wereld hebt ….. en een fijn gezin én een fijn huis met een tuin, ook dàt. “Ach, en weet je wat zo fijn is? De overheid betaalt het allemaal, ze doen er alles aan om banen te behouden en ondernemers te ondersteunen. Weet je dat ze zelfs geld bij laten drukken als dat nodig is? Er komt echt geen crisis hoor! Alle ondernemers en werkgevers worden gecompenseerd door de overheid, dus who cares? Als je maar niet ziek wordt. Nee, als je maar niet ziek wrodt, dat is het allerbelangrijkste.”
Met wat simpele Keynesiaanse modelletjes en eenvoudige monetaire economie van de middelbare school, kun je al beredeneren dat zulk overheidsingrijpen wel consequenties móet hebben op de conjunctuur en dat het dus vroeger of later moet worden terugbetaald. Wat niemand leek te begrijpen was dat het geld dat de overheid uitgaf, feitelijk geld is dat door jou en mij betaald wordt, wat vroeger of later moet worden terugverdiend. Wat niemand leek te begrijpen, was dat het wèl uitmaakte dat grote bedrijven op omvallen stonden ook al ben jij daar toevallig niet in dienst. Omdat die bedrijven met hun belastingplicht de wereldeconomie draaiende houden. Wat niemand leek te begrijpen was dat de globalisering vroeger of later zijn tol eist, of je daar nou een voor- of tegenstander van bent.
“Als je maar niet ziek wordt. Nee, als je maar niet ziek wordt, dat is het belangrijkste.”
Ik geloof niet in sprookjes. De onverschilligheid waarmee de meerderheid zich de overheidsteun liet aanleunen, vond ik storend en misplaatst. Op 7 april vroeg mijn P&O-adviseur voor mij de NOW-regeling aan voor het tweede kwartaal. Inmiddels had ik leegstand van de revalidatieboxen omdat paarden genezen naar huis waren gegaan. Ik verwachtte een omzetverlies van 78% voor het tweede kwartaal van dit jaar, wat mij recht gaf op 70 % compensatie van het omzetverlis, waarmee ik de salarissen kon uitkeren. Op voorwaarde dat ik niemand ontsloeg op straffe van een boete. Iemand ontslaan? Ik moest er niet aan denken! Ik ging mijn geliefde team toch niet de laan uitsturen? En als dat wel zou moeten? Mijn maag keerde om bij de gedachte. Hoe vertel je iemand dat de aarde niet meer rond is? Tegen beter weten in, wachtte ik hoopvol op de uitkering van onze geliefde rijksoverheid. “Heb er nou maar eens vertrouwen in Astrid, iederéén wordt gecompenseerd. Jij ook. Over een tijdje is alles weer gewoon. Als je maar niet ziek wordt. Nee, als je maar niet ziek wordt.”
De eerste toelage van de rijksoverheid ontving ik op 30 mei jl. op mijn zakelijke bankrekening. Toen was de maand april en de maand mei met zijn vakantiegeld al voorbij. Een bedrag van pak ‘m beet een kleine € 20.000,00. Met 78% omzetverlies, weet je nog? Hoe dan? “Nou, dan ga je toch gewoon online? Het is éven omschakelen, maar dít is wel het moment om online te gaan”. Éven omschakelen? De salarissen moeten nú betaald worden. Nu. Dus hoe doe je dat? Precies! Jullie zijn ondernemer, dus je snapt het al: met de hand aan de ploeg. Ik dus.
Het voordeel van de lockdown was, dat ruiters die niet meer naar het werk hoefden, alle tijd hadden om overdag te lessen in rijbanen op privé-accomodaties. Gevaarlijk? Ach 1,5 meter afstand in een bak van 1200 m2 met één combinatie, is prima te handhaven. Kennelijk hadden ook veel ruiters nu de tijd om eens kritisch naar het harnachement en het management te kijken. Want ik hèb wat hoofdstellen verkocht, biten gefit, paarden gemasseerd en gedragsconsulten uitgewerkt. Uurtje factuurtje. Om mijn geliefde personeel te kunnen behouden. Want dat overheidsgeld liet maar op zich wachten. Al gauw had ik zo’n volle agenda dat ik 12 uur per etmaal, 7 dagen in de week kon vullen. Ik was dus niet meer op de zaak aanwezig. Ik had mijn team gevraagd goed op de winkel te passen. De baas was buiten aan het werk. Want op de zaak, ben ik niet declarabel. En voor niets gaat de zon op.
En die zon, die schéén! De weken in coronatijd regen zich aaneen in een periode van onwaarschijnlijk mooi weer. De buitenlucht voelde nooit eerder zo zuiver. En al die tijd stond ik in een buitenbaan, van 8 uur ’s ochtends tot 22.00 uur ’s avonds. Dag in dag uit. Maar ik hou van mijn werk, dus ik hield het vol. Ik raakte wel wat kilo’s kwijt, maar met de zomer in aantocht, is dat nooit een probleem. “Pas je goed op jezelf, Astrid? Je wordt zo mager. Niet te hard werken hoor, anders word je ziek. Als je maar niet ziek wordt hè? Nee. Als je maar niet ziek wordt”.
Ik ben niet ziek geworden. Ik ben wel depressief geweest. Van pure uitputting. Van lange, eenzame dagen on the road, zonder gezin, zonder collega’s. Van tekort schieten op allerlei fronten, omdat de rekeningen betaald moesten worden. Ik heb steken laten vallen, ik heb slecht gecommuniceerd, ik heb mensen tekort gedaan, mijn kinderen op de allereerste plaats. Ik heb het van tevoren wel aangekondigd, en begrip gevraagd. Ik had een doel voor ogen: mijn personeel behouden zodat de zaak overeind blijft. Het moeilijke van ondernemen vind ik, dat er altijd maar één weg is: vooruit. De weg terug is bestaat niet. Ik had wel kunnen uitrusten op mijn weg vooruit. Dan was ik nu failliet geweest. Maar gelukkig niet ziek.
Sinds januari van dit jaar was ik aan het trainen voor de halve marathon in de Marathon van Leiden die onlangs in mei niet doorging. Voor mijn trainingen had ik helaas geen tijd meer. Ik heb een andere marathon afgelegd. Onderweg heb ik de mensen leren kennen. De toeschouwers en de hardlopers. Het steuntje in de rug kreeg ik van de hardlopers. Andere ondernemers dus.
Die ene vraag. Ik blijf er eeuwig dankbaar voor. Onbegrip heb ik ook ontvangen. Kritiek. Omdat ik te weinig aandacht had voor de toeschouwers. Mijn gezin heeft al die tijd geduldig op mij gewacht. Zij wel. Zonder verwijten naar moeder de vrouw die nooit thuis was.
Toen ik openhartig was over mijn uitputting, mijn zorgen over mijn bedrijf, de pijn die voelde bij de gedachte om mensen te moeten ontslaan, had ik geen flauw benul dat dat de weg zou openen naar een nieuwe toekomst. Naar een tweede vestiging met een revalidatiecentrum en een educatiecentrum. Samen met FIRA bouw ik aan een nieuwe, grotere versie van Horses in Hands.
Ondernemen in crisistijd. Een marathon. Een strijd. Onderweg heb ik veel verloren. Maar wat ik verloren heb, had ik waarschijnlijk niet meer nodig. Ik heb mijn verantwoordelijkheden genomen en ik heb de rekeningen betaald. Ik heb ook gewonnen. Nieuwe inzichten en nieuwe kansen. Ik ben niet ziek geworden. Nee, ik ben niet ziek geworden. Wel ben ik ondernemer geworden. Een echte. Ik kan een strijd leveren. Ik heb een visie, maar ik heb ook de handen aan de ploeg. Ik ben niet bang om moe te worden en ik ben niet bang om ziek te worden.